Nabijheid en distantie
En toen waren er de nieuwe maatregelen. Of nieuw, teneur van het verhaal was vooral dat er voorlopig slechts op een paar terreinen sprake kan zijn van versoepeling. En dat betreft vooral de jeugd: het basisonderwijs gaat los en er komen weer sportmogelijkheden. Voor de jeugd ongetwijfeld een plezierige wending en voor hun ouders waarschijnlijk niet minder. En voor een groot deel van onderwijsland ook, al lijkt me de uitdaging om dat allemaal op een verantwoorde en tegelijk werkbare manier vorm geven een niet geringe.
Maar voor een ander deel van de samenleving was het vermoedelijk toch vooral teleurstellend. Ondernemend Nederland, van zzp-ers, kappers, horeca tot winkelbedrijven moet nog wachten op verruiming terwijl er al wel vol was ingezet op aanpassingen. En hetzelfde geldt nog steeds voor zorg-en verpleeginstellingen. Je krijgt bij de hele discussie soms het gevoel dat er maar sprake is van één soort gezondheid, de fysieke, terwijl er toch ook zoiets is als geestelijke, mentale gezondheid. En hoe lang kan die laatste beproefd worden zonder om te slaan in fysieke gezondheidsklachten? Het moge ons dan ook niet verbazen dat er kamerbreed wordt gevraagd voor verbreding van het crisismanagement.
En wat betekent het voor ons als kerken? De kop boven deze column luidt “nabijheid en distantie’, een van de basisregels voor het pastoraat: probeer dichtbij mensen te zijn, maar bewaar ook afstand. Laat mensen wel autonoom zijn ten aanzien van waar ze mee zitten, ze zijn er niet mee geholpen als jij je hun zorg gaat toe-eigenen.
Maar we worden nu op een heel bijzondere manier met die distantie geconfronteerd. De nieuwe anderhalve-meter-samenleving raakt de kerken tot het hart. Zondag is het de zevende zondag op rij dat we geen fysieke viering hebben in onze eigen kerken. We doen zo nu en dan zelf iets via de website en verwijzen iedereen verder elke zondag maar weer naar de diensten op Omrop Fryslân. Niks mis mee. En toch, het blijft behelpen. De ervaring van samenzijn, samen zingen, bidden, elkaar zien en desnoods aanraken, het is er allemaal niet bij.
Je schuift je gemakkelijke stoel voor de TV en je gaat er voor zitten. Opeens schoot mij de oude uitdrukking te binnen: ‘hoe laat is preek’ . Nu veel liturgische beleving wegvalt, komt de nadruk weer erg bij die preek te liggen en boeit die soms wat minder, dan ga je bij wijze van spreken maar weer even koffie inschenken, want er zijn geen mensen om je heen bij, geen beleving van de gemeenschap en de ruimte van de kerk.
Ook paus van Fransicus bracht afgelopen week zijn ‘urbi et orbi’ van enkele weken geleden in herinnering, toen hij in zijn eentje voor de Sint Pieter de zegen voor stad en land uitsprak. Juist toen realiseerde hij zich het belang van fysieke gemeenschap. En Trouw stelde daarbij de vraag: zou het kunnen zijn dat in deze crisis een aspect van religie zichtbaar wordt dat vaak wordt vergeten: het belang van lijfelijkheid en concreetheid? Is dat misschien aan een herwaardering toe?
Want hoe behulpzaam de moderne technieken ons in deze dagen ook mogen zijn, de kerk wil een gemeenschap zijn, letterlijk en dus ook fysiek: elkaar begroeten, met elkaar delen en vooral ook met elkaar zingen: biddend, fluisterend en uit volle borst. Het verhaal gaande houden en de lofzang. En wanneer we dat weer op de vertrouwde manier kunnen doen? Als we blijven vallen onder de regelgeving voor de evenementen, dan zou dat nog wel eens even kunnen duren. Naar ik begrepen heb, komt de landelijke kerk volgende week met een advies. Het zijn wonderlijke tijden.
Harrie Strubbe