Liturgische bloemschikking
tweede zondag in de 40-dagentijd.
Tekst Mattheüs 17:1-9
Onze levensreis gaat soms door woestijnen van moeilijkheden en verdriet.
Zo is het ook met Jezus’ reis naar Jeruzalem: er is kritiek en wantrouwen en
hij voelt dat het nog erger zal worden. Maar dan is er een bijzonder moment
op een berg: Jezus staat in stralend wit licht en Mozes en Elia voegen zich
bij hem. Op hun woestijntochten hebben zij ook bijzondere ervaringen
gehad op een berg: Mozes op de Sinaï, Elia op de Horeb. Zij hebben daar
iets van God ervaren en kracht gekregen. Maar zij kregen daar ook een opdracht
zodat zij op weg moesten.
Jezus en zijn leerlingen ervaren op de berg iets van God. Petrus wil dat het
zo blijft: hij wil tenten opzetten om op de berg, in dat stralende licht, te
blijven. Maar het is de bedoeling dat Gods tent bij de mensen wordt opgezet,
dat Gods licht en Gods liefde komen in de donkere dalen van de wereld.
Jezus zegt: ‘Sta op’, en hij neemt hen mee, de berg af, om te werken aan
hun opdracht.
Hoe fijn het ook is in het stralende licht en in onze geloofsgemeenschap:
wij moeten aan het werk en onze opdracht ligt buiten de veilige muren van
de kerk. Maar het stralende licht mogen wij meenemen als bemoediging en
inspiratie.
Bij de schikking:
Een stem uit de hemel -het lijkt wel een tweede doop- die het stralende licht ondersteunt. Onmiskenbaar teken voor een bijzonder Iemand
– Petrus, Jakobus en Johannes waren er getuige van. Het geheim van dit bijzondere licht mag pas later openbaar worden. In de stralende
krans van deze schikking kan het geheim -de bloem in de knop- als schoonheid die we nu verwachten en die zich later zal openbaren al
zien. We wachten in spanning op de bloei die gaat komen.