Een pelgrimage naar Bethlehem
Hé, jij daar in het donker, jij daar in de nacht,
jij die naar de hemel kijkt en op een wonder wacht…..
Wat wordt het deze nacht? Blijf je zitten en wachten, wachten op het wonder omdat mooiste van God waarschijnlijk zijn almacht is….
In dat geval…..trek je stoute schoenen toch maar aan en ga mee…..durf je het aan? Op een pelgrimage van, ja wat…..hoop?, vertrouwen? ….of het eigenlijk ook niet meer zo goed weten maar toch…….. Ga je mee op een pelgrimage naar Bethlehem? Durf je het aan? Kijk, we zijn niet alleen…..
(danser komt op)
Nee, we zijn niet alleen. En dat is dan nog een understatement. Velen zijn op weg. Dat krijg je als het machthebbers naar het hoofd stijgt.
Opdat het volk met nog meer resultaat
zou worden onderdrukt en uitgezogen
had Augustus, god van Rome, huurling Israels,
een volkstelling bevolen.
Zo zei een dichter het ooit. In gewone taal: zwart op wit willen hebben over hoeveel mensen je heerst en dus hoeveel belastingplichigen en ….ook niet onbelangrijk: hoeveel dienstplichtigen. Altijd weer. Ook deze keer.
En dus moesten ze op weg, ieder naar zijn geboortestad, zoals het dan heet. Nogal omslachtige bureaucratie, denk je dan, maar daar hebben dictators wel vaker een zwak voor. En dus gaan ze, de rijke vrek, de arme Lazarus, de vloeiende vrouw, timmerlui en vissermannen, hoeren en tollenaars, niemand uitgezonderd. Wie groot denkt moet ook groots uitpakken. Kijk, daar gaan ze, woestijnen door, bergen over…..
( danser)
Heb je ze al gezien….die twee. Ja, die daar, die man en die vrouw. Als je naar zijn handen zou kijk, zag je de littekens van de houtbewerker. Nu houden ze een staf vast. Wat is het ? Een wandelstok, een reisstaf? Of nee, het is een herdersstaf, geleend van zijn broer, die wel wist wat er zou komen. En de vrouw? Hoogzwanger. Dat zie je bij de eerste aanblik. Zachtjes wiegt ze op de rug van de ezel. Ook al “geleend”. Ze waren te voet vertrokken, maar binnen de kortste keren was duidelijk geworden dat ze het zo nooit zouden redden. De eerste de beste ezel die ze tegenkwamen, werd meegenomen. Tot de tegensputterende eigenaar klonk het : “het is nodig, we brengen hem terug”. Wat het is, is het, maar ze vallen op…die twee. Op weg uit het noorden, Nazareth…je zult er maar wonen, naar het zuiden, Bethlehem. Klopt, inderdaad, stad van David…roots reiken soms ver….
(danser)
Lange reis, uithoudingsvermogen gevraagd, voor dat stel, voor al hun medereizigers onderweg, woestijnen door, bergen over…..en dus ook voor jou, pelgrim, tegen wil en dank misschien of is dat al wat minder geworden?
Hoogzwanger, zei ik zonet, en dan bedoel ik ook echt: hoogzwanger. Uitgeteld was ze. Ze is aan haar eind, maar de reis ook, zo lijkt het . Daar ligt Bethlehem voor hen…nu nog een plek vinden…..
Maar voor hen nog geen plaats, geen beker water, nog geen steen.
Buiten de stadsmuur gedreven was er blote hemel, nacht in overvloe als voor alle armen. Daar…….
Zo zei ooit diezelfde dichter….. mooie taal voor een harde werkelijkheid.
Geen verloskundige, geen dokter, geen blijde doos die klaarstond……een voerbak, meer niet. Ach, het verhaal van kleine mensen in een grote harde wereld. Zo zijn er zoveel, teveel. Teveel in elk geval om op te noemen. Niet iets om voor op weg te gaan, niet?
(danser)
Hé, jij daar in het donker, wachtend op je wonder. Keer je nog niet om, wacht nog even met dat naar huis willen gaan. Waag het nog een moment met onze pelgrim, Hij heeft nog niet opgegeven. En hé, hij is de niet de enige.
Zie je ze, daar. Nou ja, toegegeven, niet de types waar we ons normaalgesproken meteen mee zouden inlaten. Maar wat is normaal in deze nacht? Het lijken me herders, als ik ze nog eens goed bekijk en ja, die stonden er niet zo goed op: oproerig, net iets teveel moeite met mijn en dijn. Maar laten we in deze nacht niet te vlug oordelen. Zij zijn wel op weg gegaan. De oudste, met dromerige blik, wijs….hij zou voor Mozes kunnen doorgaan. En zijn compaan, met die vurige blik in zijn ogen, laten hem gemakshalve dan maar Elia noemen. Samen met de rest een interessant gezelschap. Maar nogmaals, zij hebben het lef gehad om te gaan. Hadden ze iets gezien in de vlammen van hun kampvuur, hadden ze iets gehoord in het suizen van de stilte. Als je meegaat kun je het hen misschien vragen…. O, kijk, daar is onze pelgrim ook….
( danser)
Op gepaste afstand….eerst toch nog maar, kijkt ie toe: twee gewone mensen, hij herkent ze, zag hen eerder, onderweg. Maar nu….er is een derde bijgekomen….een pasgeboren kind.
Hij staat net dichtbij genoeg om de vrouw tot de oude, dromerige herder te horen zeggen: ‘Zie je mijn kind? Weet je, ik heb ontdekt dat het mooiste van God niet zijn almacht is, maar dat Hij wil delen in onze kwetsbaarheid. Dat zie ik in dit kleine mensje. Is dat niet geweldig!?”
Onze pelgrim hoort het antwoord van de herder niet eens. Zijn hoofd zit vol van die fantastische gedachte: Als God zo is….dan is mens-zijn naar zijn beeld dus niets anders dan deel willen hebben aan de kwetsbaarheid van de ander. En voorzichtig baant hij zich een weg tussen al die andere ontheemde zoekers door om binnen te treden in de kring van het licht; licht dat ziende maakt, dat ons doet bestaan, dichter bij elkaar, licht dat het hart verwarmt en de scherpe tong verzacht…….licht……
( aansteken van de kaarsen)