Een uitzonderingspositie?
Sinds de laatste aanscherping van de regelgeving rond de Covid-pandemie, verkeren de kerken in een uitzonderingspositie. Waar bijvoorbeeld theaters die hun zaakjes prima op orde hadden, toch slechts 30 mensen maximaal mochten ontvangen, waren er voor kerken, synagogen, moskeeën en tempels niet zulke restricties. Ja, de anderhalve meter , maar dus geen absoluut maximum en het dringende advies terughoudend te zijn als het ging om gemeentezang.
En toen was er Staphorst. ( en ik sluit zeker niet uit dat er meer plekken zijn geweest) Driemaal zeshonderd mensen met gemeentezang ( psalmen op hele noten). Nederland op zijn achterste benen. Resultaat?? Minister Grapperhaus ( ja hij!) heeft in overleg met de kerkelijke koepels besloten dat er ook voor kerken voortaan dat maximum van dertig geldt en geen gemeentezang meer. Bedankt Staphorst, zal nu bij deze en gene de teneur zijn. Niet bij mij. Ik vind het hoogst onverantwoord wat daar is gebeurd, eigenlijk ook heel erg vanuit het’eigen ik’ geredeneerd ( ‘door mijn geloof in Jezus hoef ik niet bang te zijn voor het virus’) waarbij verantwoordelijkheidsgevoel voor anderen en voor de belastbaarheid van ze zorg vanuit datzelfde geloof blijkbaar geen rol lijkt te spelen. Maar dat is niet mijn punt.
Wat ik wel jammer vind, is dat Staphorst nodig was om die uitzonderingspositie te verspelen. Vind ik het dan niet belangrijk dat religieuze groepen hun geloof moeten kunnen beleven? Natuurlijk vind ik dat ook belangrijk, maar daar gaat het nu even niet om. Waar het me nu om gaat is solidariteit met de samenleving. Samen de pijn voelen en dan maar zoeken naar andere mogelijkheden. Als kerken zo de grenzen opzoeken (en wat mij betreft overschrijden) dan bewijzen we de samenleving, maar ook onszelf daar geen dienst mee.
We mogen alleen maar hopen ( en bidden) dat dit allemaal niet te lang gaat duren en voor het moment maar even door de zure appel heen bijten en een nieuw vaatje creativiteit aanboren. Die zullen er zeker en vast ( zoals onze zuiderburen het altijd zo aardig zeggen) nog wel zijn.
Harrie Strubbe