Worlds apart
Het waren twee werelden die op elkaar botsten gisterenavond in Op1. Viroloog Ab Osterhaus en psychiater Damiaan Denys. De eerste domineert als sinds het begin van de coronacrisis het scherm en volgt daarin een eigen lijn: hij blijkt een groot voorstander van een strenge lockdown. De tweede is bij het grote publiek in die zin misschien wat onbekender maar in zijn vakgebied is het wel degelijk een grote naam. Maar die twee heren aan dezelfde tafel leverde een interessante clash op. Waar Osterhaus met argusogen kijkt naar alles wat er nu gebeurt ( en daar kan ik me overigens wel iets bij indenken vanuit zijn perspectief), zette Denys in bij de menselijkheid van het hele verhaal. Als wetenschapper weet ook hij dat we hier met een gezondheidscrisis te maken hebben, maar hij wordt niet moe te benadrukken dat we in dat hele gebeuren niet alleen met een virus te maken hebben, maar niet minder met mensen. Zoals hij het zo mooi op zijn Vlaams zei: ‘We worden hier als mensen allemaal door geaffecteerd.’ Wij zouden, iets minder sierlijk, zeggen: ‘Het raakt ons allemaal.’ Maar wat bedoelen we dan? In onze portemonnee? Nou, dat kun je voor meer mensen dan je lief is, wel zeggen, en ook dat zou nog wel eens heel wat zorgen kunnen opleveren, en niet alleen voor de GGD’s maar zeker ook voor de GGZ’s. Maar het raakt ons niet alleen daar. Denys sprak in dat verband over identiteit. Wij ontlenen die tegenwoordig in zijn optiek vooral aan ons werk: wat we doen, wat wij bijdragen etc. ‘Wat doe jij? , is geen vraag naar hobby’s en vrijetijdsbesteding, maar naar je werk. Geen baan, dan wordt je voor het weet al met zo’n blik aangekeken van : oh….. wat doe jij dan? Dat betekent ondertussen wel dat een lange periode van ‘nieuw normaal’, bijvoorbeeld het jaar uit thuiswerken, of misschien voorlopig nog wel helemaal niet werken, mensen raakt, in hun menszijn. Tegelijk raak je daarmee aan een zorgelijk aspect van onze vereconomiseerde samenleving: is het niet triest dat je je identiteit vooral ontleent aan wat je doet voor werk. Denys benoemde ook direct als keerzijde van deze periode nog iets anders: mensen gaan nadenken; over de keuzes die ze maken, over zichzelf ( niet altijd ongevaarlijk, naar zijn mening) , over wat nu echt belangrijk is in het leven en dat zie je ook overal gebeuren. Vraag daarbij is dan wel wat daar van beklijft als de tijd verstrijkt. In termen van normaal en abnormaal: gaan we straks weer terug naar wat tot nu toe normaal was: groei, economie boven alles, je identiteit ontlenen aan wat je bent van beroep en nemen we dat nieuwe normaal van social distance op de koop toe of gaan we echt door in een nieuw normaal, zeg maar vanuit het besef dat we aan de grenzen van de groei zijn gekomen, dat dingen anders moeten. Zeg maar in de geest van Bonhoeffer die ooit schreef: ‘In normale tijden sluimert de ethiek; als de gemeenschap uit elkaar valt en de orde wordt bedreigd, wordt zij wakker.’ Hij schreef dat ooit in verband wat er in nazi-Duitsland allemaal gebeurde, maar je kunt de gedachte zomaar doortrekken naar onze eigen dagen.
Het waren twee werelden die op elkaar botsten: de viroloog en de psychiater. Hoewel ik de eerste wel kon begrijpen, gaat mijn sympathie uit naar de laatste. Dat zal gezien mijn eigen professie waaarschijnlijk niet verbazen: het gaat bij dit alles niet alleen over virussen en economie, het gaat in beide gevallen om mensen. Mensen die verrassend sterk en inventief kunnen zijn, maar tegelijk ook uiterst kwetsbaar. Denys zijn pleidooi voor perspectief klonk als een hartekreet, maar dan wel een die niet alleen uit zijn hart komt.
Harrie Strubbe